43 Na die twee dagen ging Jezus weer op weg naar Galilea.
44 Hij had gezegd dat een profeet in zijn vaderland niet geëerd wordt.
45 Toch werd Hij in Galilea wel ontvangen, want de mensen die met Pesach, het Joodse Paasfeest, in Jeruzalem waren geweest, hadden zijn wonderen gezien.
46 Op zijn reis door Galilea kwam Hij ook weer in Kana, waar Hij water in wijn had veranderd.
47 Een hoge ambtenaar uit Kafarnaüm hoorde dat Jezus uit Judea naar Galilea was gekomen en ging meteen naar Hem toe. Zijn zoon was doodziek en hij vroeg Jezus mee te gaan om de jongen te genezen.
48 ‘U zult nooit in Mij geloven als u geen duidelijke bewijzen en wonderen ziet,’ zei Jezus tegen hem.
49 Maar de man bleef aandringen: ‘Here, kom toch mee! Anders sterft mijn kind nog!’