28 Gabriël kwam bij haar binnen en zei: ‘Ik wens u vrede toe! U bent een gelukkige vrouw. De Here zij met u!’
29 Maria raakte daardoor in de war en werd bang. Zij vroeg zich af wat hij bedoelde.
30 ‘Wees niet bang, Maria,’ zei de engel, ‘want God heeft besloten u heel bijzonder te zegenen.
31 U zult zwanger worden en een zoon krijgen, die u de naam Jezus moet geven.
32 Hij zal een groot man zijn en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd. God, de Here, zal Hem de troon van zijn voorvader David geven.
33 Hij zal voor altijd over het volk Israël regeren en aan zijn regering zal geen einde komen.’
34 ‘Maar hoe kan ik een kind krijgen?’ vroeg Maria. ‘Ik ben nog maagd.’