1 Op een keer was Jezus ergens aan het bidden. Toen Hij daarmee ophield, kwam een van zijn leerlingen bij Hem en vroeg: ‘Here, wilt U ons leren bidden? Johannes de Doper heeft het zijn leerlingen ook geleerd.’
2 Jezus zei: ‘Als u bidt, zeg dan:“Onze Vader in de hemel, laat uw naam alle eer ontvangen.
3 Laat uw koninkrijk komen. Geef ons elke dag opnieuw het voedsel dat wij nodig hebben.
4 Vergeef ons onze zonden, want wij vergeven ook de mensen die ons iets hebben aangedaan, en breng ons niet in beproeving.” ’
5 Jezus leerde hun nog meer over het gebed. ‘Stel dat je midden in de nacht naar een vriend gaat om drie broden te lenen.
6 Je maakt hem wakker en zegt: “Er is een vriend bij ons aangekomen. Hij heeft een hele reis achter de rug. En nu heb ik niets voor hem te eten.”
7 De man roept vanuit zijn slaapkamer: “Laat me nou toch slapen! De deur is op slot en we liggen allemaal in bed! Ik kom er nu niet uit om je te helpen.”