21 De knecht ging terug en vertelde het allemaal aan zijn heer. Die was hevig verontwaardigd. Hij gaf de knecht opdracht vlug naar de achterbuurten van de stad te gaan om de armen, kreupelen, lammen en blinden uit te nodigen.
22 Maar toen die er waren, bleek er nog plaats over te zijn.
23 “Goed,” zei de heer. “Ga de stad uit. Ga de wegen en de paden op en zoek nog meer mensen. Doe je uiterste best ze hierheen te brengen.
24 Want mijn huis moet vol worden. En die ik eerst had uitgenodigd, krijgen niets van alles wat ik had klaarstaan.” ’
25 Er kwamen heel veel mensen naar Jezus toe. Op een gegeven ogenblik draaide Hij Zich om en zei:
26 ‘Wie bij Mij wil horen, moet meer van Mij houden dan van zijn vader, moeder, vrouw, kinderen, broers en zusters. Ik moet hem zelfs meer waard zijn dan zijn eigen leven.
27 Anders kan hij mijn leerling niet zijn. Niemand kan mijn leerling zijn als hij niet zijn kruis draagt en Mij volgt.