1 De tolontvangers en andere mensen met een slechte reputatie kwamen vaak naar Jezus luisteren.
2 Dat lokte de kritiek van de Farizeeën en de bijbelgeleerden uit. Zij vonden het een schande dat Hij Zich met zulk soort mensen bemoeide. Hij ging zelfs met hen eten!
3 Om hun duidelijk te maken waarom Hij dat deed, zei Hij:
4 ‘Als u nu eens honderd schapen had en één ervan raakte verdwaald, wat zou u dan doen? Het zoeken! Net zolang tot u het vond. De andere negenennegentig zou u gewoon laten grazen.
5 Als u het verdwaalde schaap dan vond,
6 zou u uw vrienden en buren bij elkaar roepen en zeggen: “Luister. Mijn schaap was verdwaald en ik heb het teruggevonden. Zijn jullie ook niet blij?”
7 Zo is ook in de hemel meer blijdschap over één zondaar die bij God terugkomt dan over negenennegentig anderen die niet verdwaald waren.