2 De rijke man riep hem bij zich en zei: “Wat hoor ik allemaal over u? Lever de boeken maar in voor controle. U bent ontslagen.”
3 De beheerder dacht bij zichzelf: “Wat moet ik nú doen? Nou zit ik zonder werk! Spitten en graven kan ik niet. Ik zou me schamen om te gaan bedelen.
4 Ik weet al wat! Natuurlijk! Daardoor krijg ik veel vrienden. Die zullen voor me zorgen, als ik op straat word gezet.”
5 Hij liet de mensen die bij zijn heer in de schuld stonden een voor een bij zich komen. “Wat bent u mijn heer nog schuldig?” vroeg hij aan de eerste.
6 “Honderd vaten olie,” antwoordde de man. “Hier is uw schuldbekentenis,” zei de beheerder. “Verscheur die en schrijf een nieuwe voor vijftig vaten.”
7 “En wat bent u mijn heer schuldig?” vroeg hij aan de volgende. “Honderd zakken tarwe,” was het antwoord. “Hier is uw schuldbekentenis,” zei de beheerder. “Verscheur die en schrijf een nieuwe voor tachtig zakken.”
8 De heer moest vol bewondering toegeven dat die sluwe beheerder zijn eigen zaken heel goed had behartigd. Ja, de mensen van deze wereld zijn in hun omgang met de medemensen vaak veel handiger dan de mensen die bij God horen.