15 Een van hen kwam bij Jezus terug en juichte: ‘Wat is God goed! Ik ben genezen!’
16 Hij viel uit eerbied languit voor Jezus neer, met zijn gezicht in het stof. En hij dankte Hem voor wat Hij had gedaan. Deze man was een Samaritaan.
17 Jezus vroeg: ‘Zijn niet al die tien mannen genezen? Waar zijn de negen anderen?
18 Is alleen deze man teruggekomen om God te prijzen en te danken? En hij is niet eens een Jood!’
19 Jezus zei tegen de man: ‘Sta op. U kunt gaan. U bent gered door uw geloof.’
20 De Farizeeën vroegen Jezus: ‘Wanneer komt het Koninkrijk van God?’ Jezus antwoordde: ‘Het koninkrijk komt niet zo dat u het kunt zien.
21 U zult niet kunnen zeggen: “Kijk, hier is het,” of “daar is het.” Want het Koninkrijk van God is onder u.’