17 Jezus vroeg: ‘Zijn niet al die tien mannen genezen? Waar zijn de negen anderen?
18 Is alleen deze man teruggekomen om God te prijzen en te danken? En hij is niet eens een Jood!’
19 Jezus zei tegen de man: ‘Sta op. U kunt gaan. U bent gered door uw geloof.’
20 De Farizeeën vroegen Jezus: ‘Wanneer komt het Koninkrijk van God?’ Jezus antwoordde: ‘Het koninkrijk komt niet zo dat u het kunt zien.
21 U zult niet kunnen zeggen: “Kijk, hier is het,” of “daar is het.” Want het Koninkrijk van God is onder u.’
22 Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘De tijd zal komen dat jullie ernaar verlangen Mij, de Mensenzoon, te zien, al was het maar een dag. En toch zullen jullie Mij niet zien.
23 Jullie zullen wel geruchten horen dat Ik hier of daar ben.