26 ‘Maar wie kan dan wel gered worden?’ vroegen de mensen die het hadden gehoord.
27 Hij antwoordde: ‘Wat bij de mensen niet kan, kan wel bij God.’
28 Petrus zei: ‘U weet dat wij alles hebben verlaten om U te volgen.’
29 ‘Ja,’ antwoordde Jezus. ‘En wie huis, vrouw, broers, ouders of kinderen verlaat ter wille van het Koninkrijk van God,
30 zal nu al vele malen meer terugkrijgen. En in de toekomst krijgt hij het eeuwige leven.’
31 Hij nam de twaalf apart en zei: ‘Zoals jullie weten, gaan we naar Jeruzalem. Alles wat de profeten over Mij, de Mensenzoon, hebben geschreven, zal in vervulling gaan.
32 Ik zal in handen van de ongelovigen vallen. Ze zullen Mij bespotten, mishandelen en in mijn gezicht spugen.