1 Terwijl Hij op een van die dagen de mensen in de tempel het goede nieuws vertelde, kwamen de mannen van de Hoge Raad naar Hem toe.
2 Ze vroegen Hem: ‘Mag U dit alles wel doen? Wie heeft U daar de bevoegdheid voor gegeven?’
3 ‘Ik heb eerst een vraag voor u,’ antwoordde Hij.
4 ‘Van wie kreeg Johannes de bevoegdheid om te dopen? Van God of van de mensen?’