62 Huilend liep Petrus de binnenplaats af. Hij was er kapot van.
63 De soldaten die Jezus moesten bewaken, begonnen een gemeen spel met Hem te spelen.
64 Zij blinddoekten Hem, sloegen Hem met hun vuisten en zeiden spottend: ‘Wel, profeet, zeg eens: wie heeft U geslagen?’
65 Zij beledigden Hem op de meest grove manier.
66 Bij het aanbreken van de dag kwam de Hoge Raad bijeen. Jezus werd voorgeleid
67 en moest zeggen of Hij de Christus was of niet. Hij antwoordde: ‘Als Ik het u zeg, gelooft u Mij toch niet.
68 U wilt zelfs geen antwoord geven op mijn vragen.