68 U wilt zelfs geen antwoord geven op mijn vragen.
69 Maar vanaf nu zal Ik, de Mensenzoon, zitten aan de rechterhand van de almachtige God.’
70 ‘U bent dus de Zoon van God?’ vroeg de Hoge Raad. Hij antwoordde: ‘Nu u het zelf zegt: ja, dat ben Ik.’
71 ‘Waarom zouden we er nu nog getuigen bij halen?’ schreeuwden ze. ‘We hebben het uit zijn eigen mond gehoord!’