50 Een zekere Jozef, die lid was van de Hoge Raad en uit de stad Arimathea kwam,
51 was het helemaal niet eens geweest met de beslissing en het optreden van de andere Joodse leiders. Hij was een goed en rechtvaardig man, die verwachtte dat het Koninkrijk van God zou komen.
52 Hij ging naar Pilatus en vroeg of hij het lichaam van Jezus mocht hebben.
53 Nadat hij het lichaam van het kruis had afgenomen, wikkelde hij het in een lang stuk linnen. Daarna legde hij het in een nog niet eerder gebruikt graf dat in de rotsen was uitgehakt.
54 De vrijdagmiddag was bijna voorbij. De sabbat zou beginnen.
55 De vrouwen die met Jezus uit Galilea waren meegekomen, gingen mee naar het graf en zagen hoe het lichaam erin werd gelegd.
56 Daarna gingen ze naar huis en maakten speciale kruiden en olie klaar om Hem te balsemen. Op de sabbat namen ze rust. Dat is volgens de Joodse wet verplicht.