14 Hij liep naar de baar en legde zijn hand erop. De dragers bleven stil staan. ‘Jongen,’ zei Hij, ‘word weer levend.’
15 De dode jongen ging zitten en begon te praten. Jezus zei tegen de moeder: ‘Hier is uw zoon weer.’
16 Er ging een golf van ontzag door de mensen. Zij eerden en prezen God. ‘Wat een geweldige profeet heeft God naar ons toegestuurd! Vandaag hebben wij gezien wat God kan doen!’ zeiden zij.
17 Het nieuws over wat gebeurd was, ging door heel Judea en de omliggende streken.
18 De leerlingen van Johannes de Doper hoorden wat Jezus allemaal deed en vertelden het aan Johannes.
19 Die stuurde twee van hen naar Jezus toe met de vraag: ‘Bent U het op wie wij hebben gewacht? Of moeten wij uitkijken naar iemand anders?’
20 Toen de twee mannen Jezus vonden, brachten zij Hem de vraag van Johannes over.