30 ‘Hoe heet je?’ vroeg Jezus. ‘Legioen,’ was het antwoord. Want de man zat vol boze geesten.
31 Zij smeekten Jezus dat Hij hen niet naar de onderwereld zou sturen.
32 Niet ver daar vandaan liep op een berghelling een kudde varkens eten te zoeken. De boze geesten smeekten Jezus of ze in die varkens mochten gaan en Hij vond dat goed.
33 Zij verlieten de man en gingen in de varkens. De hele kudde stormde de helling af, het meer in en verdronk.
34 De varkenshoeders sloegen op de vlucht en vertelden in stad en land wat er was gebeurd.
35 Het duurde niet lang of er kwamen van alle kanten mensen aanlopen om het met eigen ogen te zien. Zij zagen de man die van de boze geesten bevrijd was, aan de voeten van Jezus zitten. Hij had kleren aan en was volledig bij zijn verstand.
36 Zij werden bang. Degenen die het hadden zien gebeuren, vertelden hoe de man was genezen.