50 Jezus antwoordde: ‘Dat hadden jullie niet mogen doen. Want wie niet tegen jullie is, is voor jullie.’
51 De tijd van zijn terugkeer naar God kwam steeds dichterbij. Jezus was vastbesloten naar Jeruzalem te gaan.
52 Op een dag stuurde Hij enkele mannen vooruit naar een Samaritaans dorp om onderdak voor Hem te zoeken.
53 Maar de mensen daar wilden niets te maken hebben met iemand die naar Jeruzalem ging.
54 Toen Jakobus en Johannes dit hoorden, vroegen zij Jezus: ‘Meester, vindt U het goed dat wij vuur van de hemel laten komen om die mensen te verbranden?’
55 Jezus keerde Zich om en zei dat zij zich moesten schamen.
56 Daarna ging Hij verder naar een ander dorp.