30 Simons schoonmoeder was ziek en lag met koorts op bed. De mannen vertelden het aan Jezus.
31 Toen Hij binnenkwam, ging Hij naar haar toe, pakte haar bij de hand en hielp haar overeind. De koorts verdween meteen. Zij stond op en maakte eten voor hen klaar.
32 Die avond na zonsondergang bracht men alle zieken en bezetenen bij Hem.
33 Veel nieuwsgierigen waren te hoop gelopen en voor het huis was het een drukte van belang.
34 Jezus genas heel veel mensen, wat voor ziekte ze ook hadden. Uit vele anderen verjoeg Hij de boze geesten. Hij liet niet toe dat die boze geesten iets zeiden, want zij wisten wie Hij was.
35 Op een morgen stond Jezus voor dag en dauw op en ging alleen naar een stil plekje om te bidden.
36 Later gingen Simon en de anderen Hem achterna.