25 Wanneer je staat te bidden en je hebt iets tegen iemand, moet je het hem vergeven. Dan zal je hemelse Vader ook jou vergeven wat jij verkeerd hebt gedaan.
26 Als je echter niet vergeeft, zal ook je Vader in de hemel jouw zonden niet vergeven.’
27 Zij kwamen in Jeruzalem. Terwijl Hij over het tempelplein wandelde, kwamen enkele leidende priesters, bijbelgeleerden en oudsten naar Hem toe
28 en vroegen Hem: ‘Mag U dit alles wel doen? Wie heeft U daar de bevoegdheid voor gegeven?’
29 ‘Ik heb ook een vraag,’ zei Jezus, ‘geef Mij daar eerst eens antwoord op. Dan zal Ik u vertellen wie Mij de bevoegdheid geeft dit allemaal te doen.
30 Zeg eens: doopte Johannes in opdracht van God of niet?’
31 Zij wisten geen raad met deze vraag en zeiden tegen elkaar: ‘Als we ja zeggen, zal Hij vragen: “Waarom hebben jullie hem dan niet geloofd?”