16 De twee leerlingen gingen naar de stad, vonden alles precies zoals Jezus gezegd had en begonnen een en ander voor de maaltijd in orde te maken.
17 's Avonds kwam Jezus met de groep van twaalf.
18 Onder het eten zei Hij: ‘Een van jullie zal Mij verraden, een die samen met Mij eet.’
19 Dat was een slag voor hen. Verdrietig vroegen zij een voor een: ‘Ik toch niet?’
20 Maar Hij antwoordde: ‘Het is een van jullie twaalf. Een die samen met Mij zijn brood in de kom doopt.
21 Ik, de Mensenzoon, zal sterven zoals door de profeten is voorspeld. Maar het ziet er slecht uit voor de man die de Mensenzoon verraadt. Het zou beter voor hem zijn als hij niet geboren was!’
22 Jezus nam een brood, dankte God ervoor, brak het in stukken en gaf het aan zijn leerlingen. ‘Neem dit,’ zei Hij, ‘dit is mijn lichaam.’