41 Toen Hij voor de derde keer bij hen terugkwam, zei Hij: ‘Liggen jullie nog rustig te slapen? Het is zover, Ik, de Mensenzoon, zal in de handen van zondige mensen vallen.
42 Sta op, wij gaan. Kijk, daar is mijn verrader al.’
43 Op dat moment kwam Judas eraan, samen met een bende mannen die door de Hoge Raad waren gestuurd. Zij hadden zwaarden en knuppels bij zich.
44 Judas had met hen afgesproken dat hij Jezus, volgens het gebruik, met een kus zou begroeten. Daaraan konden zij zien wie zij gevangen moesten nemen. ‘Laat Hem niet ontsnappen,’ had hij gezegd.
45 Hij liep direct op Jezus toe. ‘Dag, Meester,’ zei hij en hij kuste Hem.
46 De andere mannen wisten wie ze moesten hebben en namen Jezus gevangen.
47 Maar een van de omstanders trok een zwaard, haalde uit en sloeg de knecht van de hogepriester een oor af.