7 Arme mensen zijn er altijd en u kunt hen helpen wanneer u maar wilt. Maar Ik zal niet lang meer bij u blijven.
8 Zij gaf wat ze had. Zij heeft de nardusolie voor mijn begrafenis nu al over Mij uitgegoten.
9 Ik wil u wel zeggen dat zij niet zal worden vergeten, want overal ter wereld waar over het goede nieuws van God wordt gesproken, zal ook verteld worden wat zij gedaan heeft.’
10 Judas Iskariot, een van de groep van twaalf, ging naar de leidende priesters. Hij wilde er wel aan meewerken om Jezus gevangen te nemen.
11 Toen zij dat hoorden, waren ze blij verrast en beloofden hem geld. Judas wachtte zijn kans af om Jezus uit te leveren.
12 Op de eerste dag van Pesach, het Joodse Paasfeest, werd het Paaslam geslacht. De leerlingen vroegen aan Jezus: ‘Waar wilt U het Paasmaal eten? Dan kunnen wij het vast gaan klaarmaken.’
13 Hij stuurde twee van hen erop uit. ‘Ga naar de stad,’ zei Hij. ‘Onderweg zullen jullie een man tegenkomen die een waterkruik draagt.