24 Toen kruisigden zij Hem. Zijn kleren verdeelden zij onder elkaar, door erom te dobbelen.
25 Dat was om negen uur 's morgens.
26 Aan het kruis hing een bordje met de beschuldiging. ‘De koning van de Joden’ stond er op.
27 Tegelijk met Hem werden twee misdadigers gekruisigd, de een links en de ander rechts van Hem.
28 Daarmee kwam uit wat geschreven staat: ‘Hij werd beschouwd als een misdadiger.’
29 De mensen die voorbijkwamen, scholden Hem uit en schudden hun hoofd. ‘Moet je Hem zien,’ jouwden zij. ‘Hij zou toch de tempel afbreken en in drie dagen weer opbouwen?
30 Red eerst Uzelf en kom van dat kruis af!’