3 Zijn kleren werden verblindend wit, zo wit als niets ter wereld.
4 Ze zagen ook Elia en Mozes erbij komen, die met Jezus spraken.
5 ‘Meester,’ zei Petrus, ‘het is maar goed dat wij hier zijn. Wij zullen drie tenten maken. Eén voor U, één voor Mozes en één voor Elia!’
6 Hij wist niet wat hij anders moest zeggen, want hij en ook de anderen waren vreselijk geschrokken.
7 Op dat moment werden ze overschaduwd door een wolk en een stem uit die wolk zei: ‘Dit is mijn Zoon. Hem heb Ik lief. Luister naar Hem.’
8 Toen zij om zich heen keken, zagen ze plotseling dat Mozes en Elia weg waren. Alleen Jezus was nog bij hen.
9 Terwijl zij van de berg afdaalden, zei Jezus dat ze hier pas over mochten spreken als Hij, de Mensenzoon, uit de dood teruggekomen zou zijn. Dus hielden zij het voor zich.