34 Zij durfden het niet te zeggen, want ze hadden lopen discussiëren wie van hen de belangrijkste was.
35 Hij ging zitten en riep hen bij Zich. ‘Luister,’ zei Hij, ‘wie de eerste wil zijn, moet de allerlaatste zijn en iedereen dienen.’
36 Hij riep een kind bij Zich. Toen het tussen hen in stond, sloeg Hij zijn arm om het kind heen en zei:
37 ‘Wie uit liefde voor Mij zo'n kind ontvangt, ontvangt Mij. En wie Mij ontvangt, ontvangt mijn Vader, die Mij gestuurd heeft.’
38 Johannes zei: ‘Meester, wij hebben iemand gezien die uw naam gebruikte om boze geesten te verjagen. Wij hebben hem gezegd dat dat niet mocht, omdat hij niet bij ons hoort.’
39 Maar Jezus zei: ‘Houd hem niet tegen, want iemand die in mijn naam wonderen doet, zal niet vlug kwaad van Mij spreken.
40 Wie niet tégen ons is, is vóór ons.