4 Hij ging Gods tempel binnen en at samen met zijn vrienden het heilige brood op. Dat mocht ook niet, want dat brood is alleen voor de priesters bestemd.
5 En hebt u niet in de wet van Mozes gelezen dat de priesters op de sabbat in de tempel mogen werken?
6 Maar Ik zeg u: hier staat iemand die meer is dan de tempel!
7 Er is geschreven: “Ik wil dat u met andere mensen meeleeft, het gaat Mij niet om uw offers!” Als u begreep wat daarmee wordt bedoeld, zou u geen onschuldige mensen hebben veroordeeld.
8 Ik, de Mensenzoon, beslis wat op de sabbat wel en niet mag.’
9 Hij ging naar de synagoge.
10 Daar zag Hij een man met een verschrompelde hand. De Farizeeën vroegen Hem: ‘Mag men op de sabbat iemand genezen?’ Zij hoopten dat Hij ‘Ja’ zou zeggen. Dan zouden zij een reden hebben om Hem aan te klagen.