4 Bij het zaaien viel er wat zaad langs de weg en de vogels kwamen het oppikken.
5 Er viel ook wat zaad op steenachtige grond. Omdat er weinig aarde lag, kwam het vlug op.
6 Maar toen de zon erop ging schijnen, verschroeide het. Het ging dood, omdat het niet veel wortels had.
7 Ander zaad viel tussen de distels en werd erdoor verstikt.
8 De rest van het zaad viel in goede grond en gaf een rijke oogst: wel dertig, zestig en honderd keer zoveel als er was gezaaid.
9 Wie oren heeft, moet ook goed luisteren!’
10 Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en vroegen: ‘Waarom vertelt U de mensen altijd van dit soort gelijkenissen?’