24 Jezus zei tegen de vrouw: ‘Ik ben gestuurd om de Joden te helpen en niet de andere volken.’
25 De vrouw viel voor Hem op haar knieën en smeekte: ‘Here, help mij!’
26 ‘Het is niet goed het brood van de kinderen af te nemen en aan de honden te geven,’ zei Hij.
27 ‘Inderdaad, Here. Maar de honden mogen toch wel de kruimels opeten die van de tafel vallen,’ was haar antwoord.
28 ‘Wat hebt u een groot geloof!’ zei Jezus. ‘U krijgt wat u hebt gevraagd.’ En haar dochter werd op datzelfde moment genezen.
29 Later ging Jezus terug naar het meer van Galilea. Toen Hij daar ergens op een heuvel zat,
30 kwamen heel veel mensen naar Hem toe. Er werden velen bij Hem gebracht die verlamd, verminkt of blind waren. Er kwamen mensen die niet konden spreken of die ziek waren. Zij werden allemaal voor Jezus neergelegd en Hij genas hen.