5 Maar u zegt: “Het is niet nodig uw ouders te ondersteunen, als u zegt dat het geld waarmee u hen zou kunnen helpen voor God is.”
6 Door dat soort menselijke regels schuift u Gods wet gewoon opzij.
7 Huichelaars! Jesaja had gelijk toen hij over u zei:
8 “Deze mensen eren God met de mond, maar in hun hart moeten ze niets van Hem hebben.
9 Hun godsdienst is waardeloos. Ze houden zich alleen maar bezig met menselijke wetten en niet met de wet van God.” ’
10 Hierna riep Jezus de mensen bij Zich. ‘Luister! Probeer te begrijpen wat Ik bedoel.
11 Een mens wordt niet onrein door wat zijn mond ingaat, maar door wat zijn mond uitgaat.’