18 ‘Ga naar de stad, naar meneer die-en-die,’ antwoordde Hij. ‘Zeg tegen hem dat mijn tijd gekomen is en dat Ik met mijn leerlingen het Paasmaal in zijn huis wil eten.’
19 De leerlingen deden zoals Hij hun gezegd had en maakten het Paasmaal klaar.
20 Terwijl Hij die avond met de groep van twaalf zat te eten,
21 zei Hij: ‘Een van jullie zal Mij verraden.’
22 Dat sneed hen diep door de ziel. En een voor een vroegen zij: ‘Ik ben het toch niet?’
23 Jezus antwoordde: ‘Aan wie Ik het eerst het eten heb aangereikt, die is het.
24 Ik, de Mensenzoon, moet wel sterven zoals door de profeten is gezegd. Maar wat ziet het er slecht uit voor degene die de Mensenzoon verraadt. Het zou beter voor hem zijn als hij nooit geboren was.’