48 Judas, die Hem zou uitleveren, had tegen de mannen gezegd: ‘De man die ik een kus zal geven, moeten jullie gevangen nemen.’
49 Judas liep recht op Jezus toe en zei: ‘Dag, Meester.’ En hij kuste Hem.
50 Jezus zei: ‘Vriend, doe waarvoor je gekomen bent.’ De mannen kwamen dichterbij en grepen Jezus vast.
51 Een van Jezus' leerlingen trok een zwaard en sloeg de knecht van de hogepriester een oor af.
52 ‘Doe dat zwaard weg,’ zei Jezus tegen hem. ‘Wie geweld gebruikt, zal zelf door geweld omkomen.
53 Besef je niet dat Ik mijn Vader zou kunnen vragen meer dan twaalf legioenen engelen te sturen om ons te verdedigen? En Hij zou ze sturen.
54 Maar hoe kan dan in vervulling gaan wat over deze dingen is geschreven?’