5 ‘Wij moeten het niet op Pesach, het Joodse Paasfeest doen,’ zeiden sommigen. ‘Want dan ontstaat er vast en zeker een enorme rel!’
6 Jezus ging naar Bethanië, naar het huis van Simon de melaatse.
7 Terwijl Hij zat te eten, kwam er een vrouw naar Hem toe. Zij had een kruikje kostbare zalfolie bij zich. Dat goot ze leeg over zijn hoofd.
8 De leerlingen waren hevig verontwaardigd. ‘Wat een verspilling!’ mopperden zij.
9 ‘Zij had die zalfolie duur kunnen verkopen en het geld aan de armen kunnen geven!’
10 Jezus merkte hun gemopper en zei tegen hen: ‘Waarom valt u haar lastig? Wat zij voor Mij deed was juist heel goed.
11 Arme mensen zijn er altijd, maar Ik ben niet lang meer hier.