6 Jezus ging naar Bethanië, naar het huis van Simon de melaatse.
7 Terwijl Hij zat te eten, kwam er een vrouw naar Hem toe. Zij had een kruikje kostbare zalfolie bij zich. Dat goot ze leeg over zijn hoofd.
8 De leerlingen waren hevig verontwaardigd. ‘Wat een verspilling!’ mopperden zij.
9 ‘Zij had die zalfolie duur kunnen verkopen en het geld aan de armen kunnen geven!’
10 Jezus merkte hun gemopper en zei tegen hen: ‘Waarom valt u haar lastig? Wat zij voor Mij deed was juist heel goed.
11 Arme mensen zijn er altijd, maar Ik ben niet lang meer hier.
12 Zij heeft deze zalfolie over mijn lichaam uitgegoten, als voorbereiding op mijn begrafenis.