66 De mannen van de Hoge Raad schreeuwden allemaal: ‘Hij verdient de doodstraf!’
67 Daarna spuugden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem.
68 Sommigen gaven Hem klappen in het gezicht en hoonden: ‘Hé, profeet! Zeg, Christus! Zeg eens wie U heeft geslagen!’
69 Ondertussen zat Petrus nog steeds op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester. Een dienstmeisje kwam naar hem toe en zei: ‘U was ook bij die Jezus uit Galilea.’
70 Maar Petrus ontkende heftig: ‘Welnee, hoe komt u daarbij?’
71 Later bij de poort zag een ander meisje hem. Zij zei tegen de mensen die daar stonden: ‘Die man was ook bij Jezus van Nazareth.’
72 Petrus zwoer dat het niet waar was. ‘Ik ken die man niet!’ riep hij uit.