14 Maar wat zou het heerlijk zijn als ik mijn eigen volk jaloers kon maken, zodat in elk geval enkelen ervan Jezus Christus zouden aannemen en daardoor gered zouden worden!
15 Toen God Zich van hen afkeerde, betekende dit dat Hij Zich naar de rest van de wereld keerde om hun zijn redding aan te bieden. En wanneer Hij hen dan opnieuw in zijn genade aanneemt, zal dat hun opstanding uit de dood zijn.
16 Omdat Abraham en de profeten het volk van God waren, zullen hun kinderen het ook zijn. Als de wortel van God is, zijn de takken ook van Hem.
17 Sommige takken van de goede olijfboom zijn afgebroken. En u, niet-Joden, bent als wilde olijftakken op de goede olijfboom geënt. Nu u tussen de andere takken staat, krijgt u net als zij voedsel uit de wortel.
18 Nu moet u vooral niet neerkijken op de takken die weggebroken zijn. Verbeeld u maar niets! U bent maar een tak en niet de wortel die alle takken draagt.
19 U zult dan vragen: ‘Maar die takken zijn toch weggebroken om plaats te maken voor ons?’
20 Ja, dat is wel zo. Maar vergeet niet dat zij werden weggebroken, omdat zij niet geloofden. En u staat daar zolang u op Hem vertrouwt. Verbeeld u maar niets. Heb liever ontzag voor God.