6 Doe de groeten aan Maria, die zoveel voor u heeft gedaan.
7 Doe ook de groeten aan Andronikus en Junia, mijn landgenoten, die samen met mij gevangen hebben gezeten. Zij zijn uitstekende apostelen en geloofden al eerder in Christus dan ik.
8 Groet mijn vriend Ampliatus, met wie ik één ben in de Here.
9 Ook Urbanus die, net als wij, voor Christus werkt en mijn vriend Stachys.
10 Doe de groeten aan Apelles, die zo duidelijk heeft bewezen van Christus te zijn. Doe de groeten aan de familie van Aristobulus,
11 aan mijn landgenoot Herodion en aan de huisgenoten van Narcissus die in de Here geloven.
12 Groet Tryfena en Tryfosa, die veel werk voor de Here doen. Groet onze geliefde Persis, die heel veel voor de Here heeft gedaan.