6 Rehabeam besprak deze zaak met de leiders die zijn vader Salomo altijd raad hadden gegeven. ‘Wat vindt u dat ik moet antwoorden?’ vroeg hij hun.
7 En zij antwoordden: ‘Als u hun een bevestigend antwoord geeft en belooft goed voor hen te zijn en hen op de juiste manier te dienen, zult u voor altijd hun koning kunnen zijn.’
8 Maar Rehabeam schoof dat advies terzijde en wendde zich met dezelfde vraag tot de jonge mannen met wie hij was opgegroeid.
9 ‘Wat denken jullie dat ik het beste kan doen?’ vroeg hij hun.
10 En deze jonge mannen zeiden: ‘Zeg tegen de mensen: “Als u denkt dat mijn vader machtig was, vergist u zich, want ik zal nog veel machtiger zijn.
11 Ja, mijn vader was hard voor u, maar ik zal nog harder voor u zijn. Mijn vader sloeg u met de gesel, maar ik zal u afranselen met schorpioenen.” ’
12 Toen Jerobeam en de Israëlieten drie dagen later bij Rehabeam terugkwamen,