11 Zijn levenswijze kon de goedkeuring van de Here wegdragen, net zoals dat met zijn voorvader David het geval was geweest.
12 Hij verbande de tempelprostituees en verwijderde alle afgodsbeelden die zijn vader en grootvader hadden gemaakt.
13 Zijn grootmoeder Maächa ontnam hij de titel en invloed van koningin-moeder, omdat ook zij een afgodsbeeld van Asjéra had gemaakt. Dat beeld liet hij vernielen en verbranden bij de beek Kidron.
14 De tempels op de heuvels werden niet afgebroken, maar Asa was zijn leven lang wel volkomen toegewijd aan de Here.
15 Hij gaf de door zijn vader geheiligde gaven en de zilveren en gouden voorwerpen die hij zelf ter beschikking had gesteld, een vaste plaats in de tempel.
16 Hun leven lang heerste oorlog tussen Asa van Juda en Baësa van Israël.
17 Koning Baësa bouwde de versterkte stad Rama in een poging de handelsroute naar Jeruzalem af te snijden.