3 Hij was net zo'n grote zondaar als zijn vader en zijn hart was niet aan God toegewijd, zoals bij David wel het geval was.
4 Maar ondanks Abiams zonden maakte de Here, wegens zijn liefde voor David, geen einde aan de lijn van Davids koninklijke nakomelingen.
5 Want David had de Here zijn hele leven gehoorzaamd, behalve in de kwestie van de Hethiet Uria.
6 De oorlog die destijds tussen Rehabeam en Jerobeam ontstond, bleef ook tijdens Abiams leven doorwoeden.
7 De rest van de geschiedenis van Abiam is beschreven in de Kronieken van de koningen van Juda. Onder andere de oorlog die Abiam met Jerobeam voerde.
8 Na zijn dood werd hij in Jeruzalem begraven en zijn zoon Asa volgde hem op.
9 Asa werd koning van Juda en zetelde in Jeruzalem. Dat gebeurde in het twintigste regeringsjaar van Jerobeam over Israël.