6 ‘Vooruit, laten we die onbesneden heidenen eens een bezoekje gaan brengen,’ zei Jonathan tegen zijn wapenknecht. ‘Misschien zal de Here een wonder voor ons doen. Hij kan de redding geven door velen, maar ook door weinigen.’
7 ‘Uitstekend,’ stemde zijn jonge metgezel enthousiast in. ‘Doe wat u goed lijkt, ik sta achter u en zal u trouw blijven.’
8 Jonathan ontvouwde zijn plan:
9 ‘Als zij ons zien en zeggen: “Blijf waar u bent totdat wij bij u zijn!”, blijven wij staan en wachten op hen.
10 Maar als zij zeggen: “Kom hierheen!” doen we dat ook, want dat is het teken dat de Here ons de overwinning zal geven!’
11 Toen de Filistijnen hen zagen komen, riepen zij: ‘Kijk! De Israëlieten kruipen uit hun holen!’
12 Zij riepen naar Jonathan: ‘Kom maar eens hier! We hebben je wat te vertellen!’ ‘Kom op, klim achter mij aan,’ riep Jonathan naar zijn wapenknecht, ‘want de Here zal ons helpen hen te verslaan!’