32 David antwoordde Abigaïl: ‘Gezegend is de Here, de God van Israël, dat Hij mij u vandaag heeft laten ontmoeten!
33 Ik dank God voor uw heldere verstand! Gezegend bent u dat u mij ervan weerhoudt bloedschuld op mij te laden en het recht in eigen hand te nemen.
34 Want ik zweer bij de Here, de God van Israël, die mij ervan heeft weerhouden u kwaad te doen: als u mij niet tegemoet was gekomen, dan zou geen van Nabals mannen morgenochtend nog in leven zijn geweest!’
35 Toen nam David de geschenken van haar aan en zei dat zij veilig naar huis kon terugkeren, omdat hij haar man niet zou doden.
36 Toen zij thuiskwam, was er een groot feest aan de gang, dat Nabal had georganiseerd. Hij was erg uitgelaten en stomdronken, daarom vertelde zij hem pas de volgende morgen over haar ontmoeting met David.
37 Nadat hij zijn roes uitgeslapen had, vertelde zijn vrouw wat er was gebeurd en kreeg hij een hartaanval.
38 Tien dagen later trof de Here Nabal zo zwaar dat hij stierf.