1 De jonge Samuël diende de Here onder toezicht van van Eli. De Here sprak in die tijd maar zelden door een profetie.
2 Op een nacht lag Eli op bed. Hij was op hoge leeftijd en al bijna blind.
3 Samuël lag te slapen in de buurt van de ark in het heiligdom. Terwijl de godslamp al bijna uit was,
4-5 riep de Here: ‘Samuël! Samuël!’ ‘Ja, wat is er?’ reageerde Samuël. Hij sprong uit bed en liep snel naar Eli. ‘Hier ben ik. Waarom riep u mij?’ vroeg hij Eli. ‘Ik heb je niet geroepen,’ zei Eli. ‘Ga maar weer terug naar bed.’ Samuël deed dat.
6 Maar kort daarna riep de Here opnieuw zijn naam. Samuël kwam weer uit bed en liep naar Eli. ‘Hebt u iets nodig?’ vroeg hij. ‘Nee, mijn zoon. Ik heb je niet geroepen,’ zei Eli, ‘ga maar weer gauw slapen.’