8 Toen riep de Here hem voor de derde keer en opnieuw sprong Samuël uit bed en liep snel naar Eli. ‘Ja, wat is er?’ vroeg hij, ‘u hebt toch geroepen.’ Toen begreep Eli dat het de Here was die tegen de jongen had gesproken.
9 Daarom zei hij tegen Samuël: ‘Ga maar weer liggen en als je weer wordt geroepen, moet je zeggen: “Ja Here, ik luister.” ’ Samuël ging terug naar bed.
10 Daarna kwam de Here bij Samuël en riep net als de vorige keren zijn naam. Samuël deed wat Eli hem had gezegd en zei: ‘Ja Here, ik luister.’
11 Toen zei de Here tegen Samuël: ‘Ik ben van plan in Israël dingen te doen, die niemand zal willen geloven.
12 Ik ga alle vreselijke dingen uitvoeren die Ik Eli heb voorzegd.
13 Ik heb hem en zijn familie gedreigd met een eeuwige straf, omdat zijn zonen zich godslasterlijk hebben gedragen, maar hij heeft hen niet onder handen genomen.
14 Daarom heb Ik gezworen dat de zonden van Eli en zijn zonen nooit meer vergeven zullen worden door geschenken en offers.’