7 Toen de Israëlieten aan de andere kant van het dal en aan de overkant van de Jordaan hoorden dat hun leger was gevlucht en dat Saul en zijn zonen waren gesneuveld, verlieten zij in allerijl hun woonplaatsen. Deze werden kort daarop door de Filistijnen ingenomen.
8 Toen de Filistijnen de volgende dag het slagveld afstroopten om de gesneuvelden te plunderen, vonden zij de lijken van Saul en zijn drie zonen in het gebergte van Gilboa.
9 Zij hakten Sauls hoofd af en namen zijn wapenrusting mee. Deze trofeeën stuurden zij naar de tempels van hun afgoden en alle inwoners van hun land.
10 Zijn wapenrusting kreeg een plaats in de tempel van Astarte, zijn lichaam werd aan de muur van Bet-San gehangen.
11 De inwoners van Jabes in Gilead hoorden echter wat de Filistijnen hadden gedaan
12 en stuurden al hun soldaten op pad. Zij liepen de hele nacht door en kwamen bij Bet-San. Daar haalden ze de lichamen van Saul en zijn drie zonen van de muur. Zij brachten de lijken naar Jabes en verbrandden ze daar.
13 Daarna begroeven zij de beenderen onder de eikenboom bij Jabes en ze vastten zeven dagen lang.