14 De Israëlitische steden tussen Ekron en Gath waren veroverd door de Filistijnen, maar werden weer bevrijd door het Israëlitische leger. En ook met de Amorieten was er in die tijd vrede.
15 Samuël bleef voor de rest van zijn leven Israëls leider.
16 Elk jaar maakte hij een rondreis door het land en sprak recht in Betel, Gilgal en Mispa. Vanuit de wijde omtrek kwamen daar de mensen die onderling meningsverschillen hadden.
17 Na die rondreis ging hij dan weer terug naar zijn woonplaats Rama. Van daaruit bestuurde hij Israël en hij bouwde daar een altaar voor de Here.