4 Zij luisterden naar Samuël en vernietigden hun beelden van Baäl en Astarte en dienden alleen de Here.
5 Toen zei Samuël: ‘Laten alle Israëlieten naar Mispa komen, dan zal ik daar voor u tot de Here bidden.’
6 De Israëlieten kwamen in Mispa bij elkaar. Ze putten water uit de bron en goten dat voor de Here uit en ze vastten de hele dag als teken van berouw over hun zonden. Ze erkenden: ‘Wij hebben tegen de Here gezondigd.’ Zo gaf Samuël in Mispa leiding aan Israël.
7 Toen de Filistijnse leiders hoorden dat Israël massaal bij Mispa was bijeengekomen, mobiliseerden zij hun leger en trokken er op af. Het nieuws dat de Filistijnen in aantocht waren, zorgde voor grote angst onder de Israëlieten.
8 ‘Smeek God of Hij ons wil redden uit de macht van de Filistijnen!’ drongen zij bij Samuël aan.
9 Samuël verbrandde een jong lam in zijn geheel als brandoffer aan de Here en smeekte Hem Israël te helpen. En de Here verhoorde zijn gebed.
10 Juist toen Samuël het jonge lam als brandoffer bracht, verschenen de Filistijnen. Maar de Here sprak met een machtige stem van donderslagen vanuit de hemel, zodat zij volledig in verwarring raakten. Daarop zetten de Israëlieten de achtervolging in,