2 Joël en Abia, zijn oudste zonen, spraken recht in Berseba,
3 maar zij volgden niet het voorbeeld van hun vader. Zij lieten zich omkopen, deden onrechtvaardige uitspraken en waren uit op eigen gewin.
4 Ten slotte kwamen de leiders van Israël in Rama bijeen om deze zaak met Samuël te bespreken.
5 Zij vertelden hem dat er veel was veranderd sinds hij zich had teruggetrokken, omdat zijn zonen slechte mannen waren. ‘Geef ons een koning, net als de andere volken,’ pleitten zij.
6 Samuël was geschokt dat het volk een koning wilde en wendde zich tot de Here om raad.
7 ‘Doe wat zij u vragen,’ antwoordde de Here, ‘want zij wijzen niet u af, maar Mij. Zij willen niet dat Ik nog langer hun Koning ben.
8 Al vanaf het moment dat Ik hen uit Egypte wegleidde, hebben zij Mij telkens weer afgewezen en zijn andere goden gevolgd. En nu behandelen zij u op dezelfde wijze.