1 Kis was een welgesteld en invloedrijk man uit de stam Benjamin. Hij was de zoon van Abiël, de kleinzoon van Zeror, de achterkleinzoon van Bechorath en de achter-achterkleinzoon van Afiah.
2 Kis had een jonge zoon die Saul heette. Saul was de knapste man in heel Israël en bovendien stak hij een hoofd boven alle andere Israëlieten uit.
3 Op een dag raakten de ezelinnen van Kis verdwaald en stuurde hij Saul eropuit om ze te zoeken. ‘Neem een van de knechten mee en zoek de ezelinnen,’ was de opdracht.
4 Zij trokken door het heuvelland van Efraïm, door het gebied van Salisa en dat van Sahalim en door het hele gebied van Benjamin, maar vonden de dieren nergens.