32-33 In die tijd begon de Here het grondgebied van Israël te verkleinen. Koning Hazaël veroverde diverse stukken grond van het gebied ten oosten van de Jordaan en de gebieden Gilead, Gad en Ruben. Hij annexeerde ook delen van Manasse, vanaf de rivier de Aroër in het dal van Arnon en Gilead en Basan.
34 De rest van Jehu's daden zijn beschreven in de Kronieken van de koningen van Israël.
35 Na zijn dood werd Jehu in Samaria begraven. Zijn zoon Joahaz volgde hem op als koning.
36 In totaal regeerde Jehu achtentwintig jaar als koning van Israël in Samaria.