20 Zijn lichaam werd op paarden teruggebracht en begraven op de koninklijke begraafplaats in de Stad van David.
21 Toen Amazia dood was, riep het volk van Juda zijn zestienjarige zoon Azaria tot koning uit.
22 Na de dood van zijn vader bouwde hij Elat en maakte er een Judese stad van.
23 Ondertussen was Jerobeam de Tweede in Samaria tot koning gekroond. Dat gebeurde in het vijftiende regeringsjaar van koning Amazia van Juda. Jerobeam bleef eenenveertig jaar over Israël regeren.
24 Maar hij was al net zo goddeloos als Jerobeam de Eerste, de zoon van Nebat, die Israël had aangevoerd bij het zondigen door afgodsbeelden te vereren.
25 Jerobeam de Tweede heroverde het gebied van Israël tussen Hamath en de Dode Zee, precies zoals de Here had voorzegd door de profeet Jona uit Gath-Chefer, de zoon van Amittai.
26 Want de Here had de bittere ellende van Israël gezien, er was niemand die haar kon helpen.