18 en hun afgodsbeelden hebben verbrand. Maar dat waren ook helemaal geen goden, zij werden kapotgemaakt omdat het slechts voorwerpen waren die mensen hadden gemaakt van steen en hout.
19 Och Here, onze God, wij vragen U ons uit hun macht te bevrijden. Dan zullen alle koninkrijken op aarde merken dat alleen U God bent.’
20 Toen stuurde Jesaja, de zoon van Amos, de volgende boodschap aan Hizkia: ‘De Here, de God van Israël zegt: “Ik heb uw gebed om hulp tegen koning Sanherib van Assyrië gehoord.
21 Dit is mijn antwoord aan koning Sanherib: de maagdelijke dochter van Sion is niet bang voor u. De dochter van Jeruzalem veracht en bespot u.
22 Wie hebt u beledigd en belasterd? En tegenover wie hebt u zich zo arrogant gedragen? Het is de Heilige van Israël!
23 U hebt Mij beledigd en bij monde van uw boodschappers gezegd: mijn strijdwagens hebben de hoogste bergen veroverd, zelfs de toppen van de Libanon. Ik heb de hoogste ceders en mooiste cipressen omgehakt en ben tot in de verste uithoeken van het woud en het open veld doorgedrongen.
24 Ik heb mij opgefrist bij zelfgeslagen putten en heb zo alle rivieren van Egypte drooggelegd!